dinsdag 10 juli 2012

Welke zakelijkheid eist de rechter bij een geldlening tussen verbonden BV’s en de DGA en zijn/haar BV?

Sinds enkele jaren worden leningen tussen verbonden BV’s, bijvoorbeeld tussen moeder-BV en dochter-BV (‘s), kritisch beoordeeld door de Belastingdienst. Waar let de fiscus speciaal op? Wat moet u nu weten? Wat is er nu beslist?

De fiscus controleert vooral of leningen tussen verbonden BV’s op zakelijke gronden zijn afgesloten. Wanneer dit niet het geval is, kan dat tot een fiscale correctie leiden. In een recent arrest van de Hoge Raad is duidelijk geworden wat de fiscale gevolgen van zo’n onzakelijke lening kunnen zijn. In een ander arrest van dezelfde datum heeft de Hoge Raad beslist dat deze toets van zakelijkheid ook geldt voor een door een DGA verstrekte lening aan zijn BV.

Moeder-dochter. Een moeder-BV houdt alle aandelen in een dochter-BV. De moeder verkoopt op een bepaald moment een effectenportefeuille aan de dochter. Deze laatste blijft de koopsom schuldig, die wordt in rekening-courant geboekt. Hiervoor wordt geen leningsovereenkomst opgemaakt. Doordat de BV’s samen in een fiscale eenheid zitten, heeft de overdracht geen fiscale gevolgen.

Einde fiscale eenheid. Enige tijd later wordt deze fiscale eenheid verbroken. De rekening-courantschuld wordt omgezet in een lening, die wordt vastgelegd in een overeenkomst. De dochter moet de lening in de komende 10 jaar aflossen en betaalt een jaarlijkse rente van 5%. Daarnaast moet er een pandrecht op de effectenportefeuille worden gevestigd wanneer de moeder daarom verzoekt.

Fiscale aftrekpost bijmoeder? Vervolgens waardeert de moeder de vordering op haar dochter af. Dit doet zij omdat zij van mening is dat de dochter mogelijk niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. De Belastingdienst accepteert deze fiscale aftrekpost en daarmee de afboeking echter niet.

De zaak komt voor het Hof. Het Hof besluit dat er een onzakelijke lening is. Dit omdat er op het moment van het ontstaan van de lening zekerheden noch een aflossingsschema waren overeengekomen. Dat dit op een later moment wél heeft plaatsgevonden, doet hieraan niets af. Doordat er sprake is van een onzakelijke lening kan er door de moeder geen afwaarderingsverlies op de lening ten laste van haar fiscale winst worden gebracht. 

De Hoge Raad bevestigt het Hof-oordeel. De lening en de daaraan verbonden voorwaarden moeten worden beoordeeld op het moment van het ontstaan van de lening. Hier geldt dat deze lening, onder deze voorwaarden nooit door een onafhankelijke derde zou zijn verstrekt. Ook niet als de rente hoger dan 5% zou zijn geweest. Zou alleen de rente te laag zijn geweest, en de andere leningsvoorwaarden wél zakelijk, dan zou ‘enkel’ een correctie plaatsvinden voor de onzakelijke rente. Nu echter de hele lening als onzakelijk is aangemerkt, zijn de gevolgen voor de moeder fors. 

Belangrijke uitspraak over hoogte rente. In dit arrest doet de Hoge Raad ook een belangrijke uitspraak over de hoogte van de rente die tussen verbonden BV’s in aanmerking moet worden genomen. Deze moet namelijk gelijk zijn aan de rente die een onafhankelijke derde in rekening zou brengen, rekening houdende met een borgstelling door een concernvennootschap. 

Wat moet ú hiermee? Belangrijk is dat uw BV’s onderling en u en uw BV op zakelijke voorwaarden van elkaar moeten lenen. Bij voorkeur dus met een onderpand/zekerheid en een aflossingsschema. Daarmee voorkomt u dat de lening als onzakelijk wordt aangemerkt en dat een eventueel verlies op de lening later fiscaal niet kan worden meegenomen.

Hoek en Blok Belastingadviseurs
Albert de Jager

E: a.d.jager@hoekenblok.nl

I: www.hoekenblok.nl 
Telefoon: (0184) 496800

Bron: Hoek en Blokschrift


Geen opmerkingen:

Een reactie posten