vrijdag 21 december 2012

In goed overleg uit elkaar gaan


Alle romantische idealen ten spijt, maar liefst vier op de tien huwelijken eindigen in een echtscheiding. Voor iemand in loondienst brengt dat al de nodige financiële en emotionele rompslomp met zich mee. Maar als u als directeur-grootaandeelhouder (dga) gaat scheiden, is het traject nog complexer. Want hoe wordt de waarde van uw bv bepaald? En hoe kunt u voorkomen dat een eventuele scheiding in een chaos uitmondt?

De complexiteit die echtscheidingen van ondernemers kenmerkt, is eenvoudig te verklaren. Als u dga bent heeft uw partner recht op de helft van de waarde van uw bv, op voorwaarde dat u in gemeenschap van goederen bent getrouwd. Maar hoe wordt deze waarde bepaald? De wet geeft namelijk geen definitie van het begrip ‘waarde’. Bij het bepalen van de waarde van uw bv kunnen emoties al snel de overhand krijgen. Uw ex-partner kan door eerdere succesverhalen, uw luxe auto’s en dividenduitkeringen bijvoorbeeld, de indruk hebben dat de zaken heel goed gaan. Terwijl de realiteit inmiddels een ongunstiger financieel plaatje laat zien. De tijdens het echtscheidingstraject bepaalde waarde kan dan aan de lage kant lijken.

Toekomst
Een in het verleden vaak toegepaste methode om de waarde van uw bv te bepalen, is het middelen van eerder behaalde resultaten. Vergelijk het met de aanvraag van een hypotheek: ook daarin moet u als ondernemer jaarcijfers van de afgelopen drie jaar kunnen overleggen. Het gemiddelde gemiddelde daarvan definieert de bank als het inkomen. Het verleden zegt echter niets over de toekomst – de periode dat alimentatie moet worden betaald. Een goede bedrijfswaardering is daarom niet primair gericht op het verleden, maar kijkt vooral naar de toekomst. In dat kader kunnen – naast de door u verstrekte informatie – ook branchecijfers, CPB- en CBSonderzoeksresultaten en maatschappelijke ontwikkelingen van belang zijn.

Partneralimentatie
Ook de specifieke ondernemingsrisico’s moeten in kaart worden gebracht. Denkt u aan de mate van afhankelijkheid van klanten en leveranciers, de mate waarin uw bv in staat is zich aan te passen aan veranderingen in de markt en uw concurrentiepositie. 
Voorheen werd vaak de accountant van de betreffende onderneming aangewezen om de waarde van de onderneming te bepalen. Hiervan is men inmiddels teruggekomen. Een accountant is niet opgeleid en gespecialiseerd in het bepalen van de waarde van uw bv. Daarnaast zal de accountant in de ogen van uw ex-partner als gevolg van zijn vaak jarenlange band met u, niet onpartijdig zijn en daarom niet geschikt voor het bepalen van de ondernemingswaarde. Om deze redenen wordt daarom tegenwoordig vaak een register valuator ingeschakeld, een financieel specialist met een grondige kennis op het gebied van waardebepaling.
Naast het verdelen van de waarde van uw bv, moet de hoogte van de kinder- of partneralimentatie worden vastgesteld. Het gebruikelijk loon voor u als dga bedraagt € 42.000 bruto op jaarbasis. Ook als u uzelf alleen dit minimumbedrag uitkeert, vormt dit salaris niet vanzelfsprekend het uitgangspunt bij het bepalen van de alimentatie. In het algemeen zal namelijk het salaris dat u redelijkerwijs zou kunnen verdienen worden aangehouden.

Mediation
Het is goed om te weten dat er, als u in een echtscheiding verwikkeld raakt, meerdere methoden zijn om met elkaar tot overeenstemming te komen over onder meer het te verdelen vermogen en de vast te stellen alimentatie. Zowel u als uw ex-partner kan zich laten vertegenwoordigen door een advocaat, die de echtscheidingsperikelen juridisch uitvecht. Ook is het mogelijk om een mediator aan te stellen, die samen met u beiden tot een compromis tracht te komen. Door de emotionele spagaat waarin u beiden verkeert, zijn deze methoden niet altijd even effectief. 
De belangrijkste uitdaging in een echtscheidingstraject is om financieel complexe materie transparant te maken voor zowel u als uw ex-partner, om zo het echtscheidingstraject bevredigend af te wikkelen. Ondanks de juridische ontbinding blijven u en uw ex-partner in veel gevallen financieel (alimentatie) en emotioneel (via de kinderen) met elkaar verbonden. 

Overlegscheiding
Juist omdat u vaak verbonden blijft met uw ex-partner is er u veel aan gelegen uw echtscheiding naar tevredenheid af te wikkelen. Daarom wordt de methode collaborative divorce steeds meer toegepast. Dit wordt ook wel een overlegscheiding genoemd. De methode is overgewaaid uit de Verenigde Staten en wordt sinds enkele jaren ook in Nederland toegepast. Bij een overlegscheiding spreekt u voorafgaand aan het traject af open en eerlijk met elkaar te overleggen en zonder tussenkomst van de rechter tot een bevredigende oplossing te willen komen. Daarbij laten u en uw partner zich beiden vertegenwoordigen door een advocaat en werkt u samen met specialisten; een coach, die het echtscheidingsproces in goede banen leidt, een psycholoog, die u beider belang en met name dat van de kinderen in de gaten houdt, en een financial, die de financiële aspecten van de echtscheiding voor zijn rekening neemt en hierover helder communiceert met u beiden.

Efficiënt
De overlegscheiding biedt een oplossing voor de meest voorkomende hobbel in complexe echtscheidingssituaties; het overbruggen van kennisachterstand. Uw ex-partner kan zich als de niet-ondernemer bij een echtscheiding of in een mediationtraject benadeeld voelen, omdat hij of zij in eerste instantie over minder informatie beschikt over uw bv. Bij een overlegscheiding speelt dit probleem veel minder, omdat uw ex-partner dan juist een advocaat en een team van deskundigen ter beschikking heeft. 
Als u als dga in een echtscheiding terechtkomt, blijft dat een zeer complexe situatie waarin een gang naar de rechter lang niet altijd zaligmakend is. Juist daarom is het belangrijk dat u weet dat met behulp van collaborative divorce uw belangen en die van uw ex-partner met wederzijds respect in het echtscheidingsproces worden behandeld, zodat u beiden uiteindelijk met vertrouwen de toekomst tegemoet kunt zien.

Hoek en Blok Corporate Finance
Rob de Bruijn RA RV

E: r.d.bruijn@hoekenblok.nl  
I: http://www.hoekenblok.nl
Telefoon: (0184) 496800



Rob de Bruijn RA/RV is werkzaam bij Hoek en Blok Corporate Finance en is als financieel deskundige aangesloten bij de Vereniging overlegscheiding, www.overlegscheiding.com

dinsdag 27 november 2012

Het verkoopmemorandum en het boemerang effect!


Koper en verkoper moeten vanaf de eerste kennismaking eerlijk tegen elkaar zijn. Indien verkoper de zaken in het informatiememorandum rooskleuriger voorstelt dan zij werkelijk zijn, dan komt deze onjuiste voorstelling van zaken later in het onderhandelingsproces als een boemerang terug! Na een door koper uitgevoerd due diligence onderzoek, blijkt dan dat de werkelijke resultaten achterblijven bij de in het verkoopmemorandum opgenomen prognose of dat er meer risico’s aan de bedrijfsvoering zitten dan vermeld door de verkoper. 
  
Afketsen van de deal
Om een transactie tot een succes te maken is het belangrijk dat partijen vanaf het begin openheid van zaken geven en eerlijk naar elkaar zijn. Het afgeven van een te optimistische prognose en het verhullen van belangrijke bedrijfsrisico’s kan nadelige gevolgen hebben en in het uiterste geval zelfs betekenen dat de transactie niet doorgaat.   
Om tot een koopsom voor de aandelen van een vennootschap te komen wordt dikwijls gesproken over een prijs die uitgedrukt wordt in een aantal keer de EBITDA (d.i. het resultaat voor aftrek van rente, belastingen en afschrijvingen). Indien tijdens het due diligence onderzoek blijkt dat de afgegeven EBITDA niet behaald wordt, ligt het voor de hand dat de koper het verschil tussen de geprognosticeerde en de werkelijke EBITDA met dezelfde factor (bijvoorbeeld factor 4) vermenigvuldigt en in mindering brengt op de eerder uit-onderhandelde verkoopprijs. Indien het verschil met de eerder overeengekomen prijs groter wordt dan de in de intentie overeenkomst afgesproken bandbreedte bestaat zelfs het risico dat - mede vanwege een niet denkbeeldige vertrouwensbreuk - de koper afziet van de deal!

Geen weg terug
Voor verkoper is het in een dergelijk vergevorderd stadium lastig om terug te vallen op mogelijke andere kandidaat-kopers, die in een eerder stadium door hem zijn afgewezen. Daarbij komt dat koper tijdens het due diligence toegang heeft gehad tot concurrentie en commercieel gevoelige informatie. Ook hebben partijen in dit stadium al veel kosten gemaakt. In de situatie dat verkoper geen alternatieven heeft kan dat tot gevolg hebben dat verkoper noodgedwongen veel water bij de wijn zal (moeten) doen. Koper heeft in een dergelijke situatie immers een beduidend betere onderhandelingspositie dan verkoper. 

Risico’s
Hierom is het voor de verkopende partij beter om in het verkoopmemorandum een meer behouden prognose af te geven. Ik bedoel hiermee een prognose die met een grotere mate van zekerheid gerealiseerd kan worden. Wanneer uit  een due diligence onderzoek blijkt dat de werkelijk behaalde resultaten nauwelijks afwijken of zelfs beter zijn dan de afgegeven prognose, stelt dat verkoper in staat dit winstpunt ‘uit te ruilen’ tegen eventuele uit het due diligence onderzoek naar voren komende tegenvallers. Hetzelfde geldt voor belangrijke risico’s. Indien verkoper tijdig aangeeft welke risico’s relevant zijn voorkomt dit vervelende verrassingen en teleurstellingen in een later stadium. Zeker wanneer de verwachting is dat koper vanwege bepaalde risico’s of omstandigheden niet geïnteresseerd zal zijn hebben beide partijen er baat bij dit zo vroeg mogelijk van elkaar te weten. Het verhullen van deze risico’s kan alleen maar leiden tot teleurstellingen, een vertrouwensbreuk of zelfs het afblazen van de deal. Immers bij een goed uitgevoerd due diligence onderzoek komen deze toch aan het licht. 

Realisme versus opportunisme
Dat een verkoper met zijn verkoopmemorandum de belangstelling van een potentiële koper wil wekken is begrijpelijk en ook volstrekt legitiem. Belangrijk daarbij is echter dat het verkoopmemorandum gebaseerd is op realistische veronderstellingen. Opportunisme zal waarschijnlijk leiden tot ongewenste en mogelijk zelfs onomkeerbare gevolgen in een latere fase van het koop/verkoopproces. Het verkoopmemorandum is een wezenlijk document in het transactieproces. Het vormt de basis voor de onderhandelingen en de koopsom. Verkoper noch koper is er bij gebaat wanneer de onderhandelingen op basis van herziene uitgangspunten opnieuw gevoerd moeten worden of dat de deal zelfs net voor het ‘moment suprême’ afketst. 

Hoek en Blok Corporate Finance
Rob de Bruijn RA RV

E: r.d.bruijn@hoekenblok.nl  
I: http://www.hoekenblok.nl
Telefoon: (0184) 496800

maandag 12 november 2012

Pensioen van de ondernemer: een mijnenveld


Ondernemers beschikken over fiscale mogelijkheden om pensioen voor zichzelf en hun partner op te bouwen. Aan het ondernemerspensioen zitten echter veel haken en ogen. Als het geld er op de pensioendatum niet is, dreigt een hoge belastingaanslag. Zelfs als je als ondernemer je pensioen ‘in eigen beheer’ geregeld hebt en keurig geld opzij hebt gezet blijkt die pot vaak veel te klein om een levenslang pensioen uit te keren. De pensioenvoorziening op de balans is vaak op basis van fiscale regels berekend, terwijl de werkelijk benodigde gelden veel hoger blijken te zijn.

Veel ondernemers komen er pas bij pensionering achter dat ze te weinig of zelfs helemaal geen pensioen hebben opgebouwd. Ze hebben vaak maximaal gebruikgemaakt van de aftrekmogelijkheden die er zijn voor het pensioen, maar onvoldoende gespaard. Zowel de ondernemer met een eenmanszaak (IB-ondernemer) als de directeur-grootaandeelhouder (dga) van een BV mag met fiscaal voordeel sparen voor zijn pensioen. Het geld dat ze inleggen is aftrekbaar, over het uit te keren pensioen wordt belasting geheven.

Veel ondernemers creëren helaas alleen op papier een ‘pensioenpot’. De IB-ondernemer doet dat met een Fiscale oudedagsreserve (FOR), die maximaal 12% van de jaarwinst bedraagt. De dga bouwt met een voorziening op de balans een ‘pensioen in eigen beheer’ op. Ondernemers kijken echter - zo blijkt - vaak te veel naar de aftrekmogelijkheden en te weinig naar de liquiditeit die nodig is om het pensioen uit te keren. 

Ondernemers die alleen een ‘papieren’ pensioenpot creëren gebruiken in veel gevallen hun pensioengeld voor investeringen in de onderneming. Ondernemers, waaronder dga’s lenen het geld ook vaak uit aan zichzelf om daar privé-uitgaven mee te betalen. Zij verwachten/hopen daarbij dat op de pensioendatum het eigen bedrijf zo veel waard is, dat de pensioenpot kan worden gevuld met de opbrengst van de verkoop van de onderneming. Als die opbrengst echter tegenvalt is de pensioenpot te klein of zelfs helemaal leeg. In dat geval dreigt een bijkomend gevaar namelijk dat de fiscus zich op het standpunt stelt dat er in het verleden ten onrechte pensioenpremie is afgetrokken en hierom vervolgens in één keer belasting heft over de werkelijk benodigde pensioenvoorziening, plus een revisierente (boete) van 20%. Dat kan oplopen tot  een belastingheffing van in totaal 72%! 

Ons advies is dat ondernemers daadwerkelijk geld opzij zetten voor hun pensioen. De ondernemer kan daarbij onder andere gebruik maken van een lijfrenteverzekering of van een bankspaarproduct (bijvoorbeeld ‘banksparen’) om te sparen voor zijn toekomstige pensioenuitkeringen. De ondernemer kan het pensioengeld ook sparen of beleggen binnen de eigen onderneming. Het voordeel van pensioenpremie storten in een product bij een bank of verzekeraar is, dat er straks ook werkelijk geld beschikbaar is. Als in de BV wordt belegd bestaat het risico dat de ondernemer het geld - bijvoorbeeld in tijden van nood -  voor andere doelen gebruikt.

Veel dga’s komen er tegenwoordig achter dat het opgebouwde kapitaal veel te laag is om daarvan bij een verzekeraar of bank het toegezegde pensioen van te kopen. Dat heeft te maken met de huidige lage rentestand, met de gestegen levensverwachtingen, alsmede met de indexatie van de uitkeringen na de pensioendatum. 

De politiek heeft inmiddels onderkend dat de in eigen beheer toegezegde pensioenen steeds vaker tot (liquiditeits)problemen leiden. Daartoe zijn voorstellen gedaan waarbij dga’s - zonder fiscale sancties - af mogen zien van (een deel van) hun pensioen, het zogenoemde afstempelen van pensioen. De voorwaarden die daarbij gelden zullen naar verwachting streng zijn. De Belastingdienst wil voorkomen dat ondernemers die in het verleden gebruik hebben gemaakt van de fiscale aftrek nu vervolgens niet afrekenen over het uit te keren pensioen. 

De dga kan in plaats van het afstorten bij een verzekeraar, ook in eigen beheer zijn pensioen uitkeren, maar ook dan loopt hij aan tegen de huidige lage rente/rendement,  de hogere levensverwachtingen en de dure indexatie van het pensioen na ingang. 

Ondernemers zijn gewaarschuwd! Voor een advies op maat kunt u terecht bij de adviseurs van Hoek en Blok.

Hoek en Blok Corporate Finance
Rob de Bruijn RA RV

E: r.d.bruijn@hoekenblok.nl  
I: http://www.hoekenblok.nl
Telefoon: (0184) 496800

donderdag 13 september 2012

Meer informatie over de Flex-BV

Op 1 oktober treedt de Wet Flexibilisering en Vereenvoudiging BV-recht in werking en is de ‘Flex-BV’ een feit. De wet is bedoeld om voor ondernemers een rechtsvorm neer te zetten die flexibeler is en kan worden aangepast aan de aard van een onderneming.

Op zichzelf is dit uiteraard een positief streven van de wetgever. Er kleven echter ook nadelen aan de nieuwe wet. In het onderstaande wordt kort uiteengezet wat de wijzigingen inhouden. Ook worden de nadelen belicht welke de nieuwe wet met zich mee brengt. 

Wijzigingen

Kapitaalbescherming
De oude wet kent een aantal regelingen die moeten waarborgen dat binnen een B.V. voldoende kapitaal aanwezig is en blijft. Doelstelling hiervan was het beschermen van schuldeisers. Een onderdeel hiervan is het verplichte minimumkapitaal van € 18.000 bij de oprichting van een B.V. De wetgever heeft nu echter gemeend dat de minimumkapitaaleis in de praktijk niet effectief is om schuldeisers te beschermen. Er is dus geen minimumkapitaaleis meer.

Daarnaast worden er een aantal kapitaalbeschermingsregels versoepeld dan wel geschrapt. Dit speelt dan bijvoorbeeld bij de inkoop van aandelen.

Uitkeringstest
Het nieuwe middel om de schuldeisers van een B.V. te beschermen, is de invoering van de ‘uitkeringstest’. Dit betekent dat de directie aan elke uitkering van dividend (of eigen vermogen) goedkeuring moet geven. De directie moet bepalen of de uitkering verantwoord is. Hierbij moet de directie alle omstandigheden in aanmerking nemen.

De directie wordt geacht vooruit te kijken: gaan er binnen nu en een jaar omstandigheden spelen die de B.V. in financiële problemen brengen? In feite wordt van de directie gevraagd een prognose te maken. Mocht achteraf blijken dat de uitkering van het dividend/vermogen onverantwoord was, dan kan de directie aansprakelijk worden gesteld voor het tekort dat is ontstaan (inclusief wettelijke rente).

Overige wijzigingen
De nieuwe wet brengt naast het bovenstaande nog een aantal andere wijzigingen met zich mee (niet uitputtend):

  • Door het vervallen van de minimumkapitaaleis, vervalt ook het vereiste van een bankverklaring bij oprichting van een B.V.;
  • Een blokkeringsregeling in de statuten is niet langer verplicht;
  • In de statuten kunnen ten aanzien van het overdragen van aandelen bijzondere regelingen worden opgenomen. Bijvoorbeeld dat aandelen gedurende een bepaalde periode niet kunnen worden overgedragen;
  • Er kunnen stemrechtloze aandelen worden gecreëerd. Hierin is ook een variatie mogelijk. Bijvoorbeeld dat aan een gedeelte van de aandelen geen stemrecht is verbonden ten aanzien van bepaalde besluiten. Of dat er gedurende een omlijnde periode geen stemrecht aan een bepaald soort aandelen is verbonden. Een stichting administratiekantoor is dan overbodig.

Moet u nu wat doen?

U bent niet verplicht de statuten van uw B.V. aan te passen.

De belangrijkste wijzigingen in de nieuwe wet gaan - ongeacht de inhoud van de statuten - vanaf 1 oktober gelden. Hierbij doelen wij op de de hiervoor aangehaalde ‘uitkeringstest’ en de aansprakelijkheidsrisico’s die daaruit voortvloeien. Dit gaat gelden voor alle B.V.’s.

Wilt u echter gebruik maken van bijvoorbeeld stemrechtloze/winstrechtloze aandelen dan kan dat alleen als uw statuten dit toelaten. Daarvoor is dus een statutenwijziging vereist.

Hoe zit het met de verzwaring van de aansprakelijkheid?

Op dit moment is het niet duidelijk of de nieuwe wet ook daadwerkelijk zal leiden tot een verzwaring van de aansprakelijkheid van de directie. Dat zal uit toekomstige rechtspraak moeten blijken.

Als u dit niet wil afwachten en zoveel mogelijk enige aansprakelijkheidsrisico’s danwel überhaupt een discussie hieromtrent wenst te vermijden zou het optie kunnen zijn uw B.V. om te zetten naar een N.V. De N.V. kent nog geen ‘uitkeringstest’.

Een ander idee is om vóór 1 oktober a.s. dividend uit te keren.

Om uw mogelijkheden te bespreken, kunt u contact opnemen met één van onze juristen.


Hoek en Blok Juristen

E: juristen@hoekenblok.nl

I: www.hoekenblok.nl 
Telefoon: (0184) 496800

dinsdag 28 augustus 2012

Partneralimentatie 2.0

De politiek heeft zich nog juist voor het zomerreces uitgesproken over een nieuwe invulling van het begrip ‘partneralimentatie’. De belangrijkste voorstellen zal ik in dit artikel de revue laten passeren.

Allereerst noem ik een aantal knelpunten die in de huidige situatie bestaan. Zo wordt de duur van in veel gevallen 12 jaar (bij een huwelijk van langer dan 5 jaar) als te lang ervaren. Voor de ontvangende partner bestaat er geen enkele prikkel om (in meerdere mate) in het eigen levensonderhoud te voorzien. De berekening van de alimentatie is vaak lastig en is de hoogte eenmaal vastgesteld, dan is deze niet eenvoudig te wijzigen.
Om de voornoemde knelpunten weg te nemen is voor het begrip ‘partneralimentatie’ een nieuwe grondslag gedefinieerd, te weten: ’de compensatie voor het tijdens het huwelijk ontstane verlies aan verdiencapaciteit’. Indien één van de partners tijdens het huwelijk minder tijd aan zijn/haar carrière heeft besteed wordt dit in de nieuwe opzet goed gemaakt door middel van een recht op partneralimentatie. Als een partner tijdens het huwelijk geen betaald werk heeft verricht dan zal dit in beginsel leiden tot een recht op partneralimentatie.

In de nieuwe (voorgestelde) opzet wordt de duur van de partneralimentatie afhankelijk van onder meer het hebben van kinderen, het wel of niet afspreken van co-ouderschap, de lengte van het huwelijk en zoals hiervoor reeds genoemd, het al dan niet hebben deelgenomen aan het arbeidsproces tijdens het huwelijk.

De voorgestelde regeling wat betreft de (tijds)duur van de partneralimentatie heb ik in bijgaand schema inzichtelijk gemaakt. Klik hier!

Wat betreft de berekening van de alimentatie wordt achter de (politieke) schermen gewerkt aan een internet-tool die naar het heet in het gebruik ‘eenvoudig’ zal zijn. Partners zouden dan zelf de hoogte kunnen berekenen. Indien partners er onderling niet uitkomen kunnen zij zich - net als nu - wenden tot een mediator of de rechter.

Er zal een overgangsregeling komen, die de ‘pijn’ (van meestal één der partijen) vanwege de verschillen tussen de oude en nieuwe situatie zal verzachten. Bijvoorbeeld bij wijziging van omstandigheden binnen de huidige kaders kunnen de nieuwe regels ten goede komen aan de betalende partner.

Een verlenging van de wettelijke termijn zoals in de huidige situatie mogelijk is komt te vervallen. In schrijnende gevallen kan een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule.
Tenslotte merk ik op, dat bij huwelijkse voorwaarden danwel in een overeenkomst van geregistreerd partnerschap partners andersluidende afspraken kunnen maken. Contractsvrijheid is het uitgangspunt.

We wachten met belangstelling de ontwikkelingen na 12 september a.s. af!

Hoek en Blok Corporate Finance
Rob de Bruijn RA RV

E: r.d.bruijn@hoekenblok.nl 
I: http://www.hoekenblok.nl
Telefoon: (0184) 496800

maandag 27 augustus 2012

De btw-verhoging per 1 oktober 2012 in de praktijk


Op 1 oktober gaat het algemene btw-tarief van 19 naar 21%. De gevolgen van deze verandering zijn relatief eenvoudig, maar toch zijn er in de praktijk nog een aantal zaken die wat ingewikkelder liggen. Welke zijn dat en hoe kunt of moet u daarmee omgaan?


De algemene regel …
De verhoging van het algemene btw-tarief vindt plaats met ingang van 1 oktober 2012. Welk btw-tarief u moet toepassen (19% of 21%), hangt af van het moment waarop u goederen levert of diensten verricht. Concreet betekent de btw-verhoging het volgende:
  • U brengt 21% btw in rekening als u goederen levert of diensten verricht op of na 1 oktober 2012;
  • U brengt 19% btw in rekening als u goederen levert of diensten verricht vóór 1 oktober 2012. Ook als u pas na deze datum factureert.
TIP!  Als u privé of als voor de btw vrijgestelde ondernemer bijvoorbeeld een auto koopt, zorgt u er dan voor dat het kenteken vóór 1 oktober 2012 op uw naam staat.

Maar wat nu als klanten al vooruitbetaald hebben?
Heeft uw cliënt al gedeeltelijk vooruitbetaald voor goederen of diensten die u pas levert respectievelijk verricht na 30 september 2012, dan geldt over de hele prijs het nieuwe btw-tarief van 21%. De levering of dienst vindt immers plaats op of na 1 oktober 2012. U heeft over de vooruitbetaling al 19% btw afgedragen. Het verschil tussen 21% en 19% bent u dan nog na 30 september 2012 op aangifte verschuldigd.

TIP!  Om te voorkomen dat u aanvullende facturen moet uitreiken voor het verschil tussen 19% en 21% mag u voor prestaties die u verricht na 30 september 2012 en die onder het 21%-tarief vallen reeds vóór 1 oktober 2012 btw factureren naar het tarief van 21%. U geeft deze omzet aan in rubriek 1c (‘Overige tarieven behalve 0%’) van uw aangifte omzetbelasting. De ondernemer die uw prestaties afneemt mag die 21% conform de regels voor het recht op aftrek gewoon in mindering brengen op de door hem verschuldigde btw. Met ingang van 1 oktober 2012 moet u het algemene btw-tarief van 21% weer in rubriek 1a (‘Belast met 21%’) van uw aangifteformulier vermelden.

Hoe zit het met jaarabonnementen of licenties?
Doorlopende prestaties zijn prestaties die niet op één tijdstip worden verricht, zoals het verlenen van licenties of abonnementen op leveringen en diensten. Als de afrekening voor doorlopende prestaties betrekking heeft op een periode die eindigt na 30 september 2012 moet de afrekenperiode worden gesplitst. Voor het deel van de prestatie dat plaatsvindt vóór 1 oktober 2012 geldt het oude tarief van 19%. Voor het deel van de prestatie dat plaatsvindt na 30 september 2012 geldt het nieuwe tarief van 21%.

LET OP!  Reikt u altijd aan het begin van het kalenderjaar een ‘jaarfactuur’ uit, dan kunt u er om administratieve redenen voor kiezen om begin 2013 op de ‘jaarfactuur’ over 2013 mede de verschuldigde btw over het laatste kwartaal van 2012 in rekening te brengen door deze te vermelden als ‘na gefactureerde btw 2012’. U dient deze extra verschuldigde btw echter wel (bij vooruitbetaling) te voldoen over het tijdvak oktober/vierde kwartaal 2012!

En hoe met onderhouds- en serviceabonnementen?
Met betrekking tot liften, cv-, koel- en luchtbehandelingsinstallaties worden met gebruikers vaak afspraken gemaakt over periodieke onderhoudswerkzaamheden die nodig zijn voor de veiligheid en het ongestoord functioneren van de installaties. Daaraan gekoppeld worden in veel gevallen ook afspraken gemaakt om tegen een relatief geringe, extra vergoeding en binnen een bepaalde termijn (meestal 24 uur), storingen aan de installaties te verhelpen. Zowel bij de onderhouds- als bij de serviceabonnementen is de onderhoudsdienst de hoofdprestatie. Het moment waarop de onderhoudsdienst is afgerond is daarom bepalend voor het antwoord op de vraag of het tarief van 19% of 21% van toepassing is. Hierbij is niet van belang op welke wijze de vergoeding voor de onderhoudswerkzaamheden wordt betaald: vooraf, in termijnen of na afloop. Op de jaarlijkse onderhoudsbeurt die na 30 september 2012 plaatsvindt, is dus het 21%-tarief van toepassing en zorgt er voor dat u nog 2% extra omzetbelasting verschuldigd bent als gefactureerd is en betaling al heeft plaatsgevonden tegen 19%.

Overgangsrecht voor onroerende zaken, verbouwingen en nieuwbouwwoningen
Voor de leveringen van onroerende zaken waarbij de vergoeding in termijnen vervalt, is er speciaal overgangsrecht. Het nieuwe tarief van 21% geldt niet voor de volledige prijs, maar alleen voor de termijnen die vervallen na 30 september 2012. Dit geldt ook voor apart overeengekomen verbouwingen, welke zijn gericht op een verandering van de inrichting, aard of omvang van de zaak en waarbij de vergoeding vervalt in termijnen naarmate de verbouwing vordert.

Bij koop- en aannemingsovereenkomsten voor nieuwbouwwoningen gesloten vóór 28 april 2012, waarbij de vergoeding in termijnen wordt betaald, blijven alle termijnen die vervallen vóór 1 oktober 2013 onder het 19%-tarief vallen. Alle termijnen die daarna vervallen, vallen onder het 21%-tarief.

LET OP!  Deze overgangsregeling geldt niet voor diensten die zijn gericht op instandhouding van de zaak, zoals onderhouds- of herstelwerkzaamheden. Voor de toepassing van het tarief is dan gewoon bepalend het moment waarop de dienst is afgerond.

En hoe pas ik het beste een en ander aan in onze administratieve systemen en procedures?
Om de verhoging van het btw-tarief in verschillende denkbare scenario’s zo soepel mogelijk te laten verlopen, adviseren wij u om op korte termijn te inventariseren welke aanpassingen van uw systemen en procedures nodig zijn. Pas bijvoorbeeld niet zomaar het tarief aan, maar voeg een extra tarief toe in uw administratieve systeem zodat u de gegevens uit het verleden met het bijbehorende tarief kunt bewaren. Maar denkt u ook aan de administratieve verwerking van inruilgoederen en toepassing van de herzieningsregels. En zo nodig aan uw prijslijst.

Uiteraard denken de adviseurs van Hoek en Blok graag met u mee. Aarzelt u daarom niet om ook in dit geval een beroep te doen op hun kennis en ervaring!

Hoek en Blok Belastingadviseurs

E: fiscalisten@hoekenblok.nl

I: www.hoekenblok.nl 
Telefoon: (0184) 496800

woensdag 15 augustus 2012

Huwelijkse voorwaarden en uw onderneming - wel of geen verrekening van niet-uitgekeerde winst


In huwelijkse voorwaarden wordt onder meer gesproken over het inkomensbegrip. Het inkomensbegrip is mede van belang om de omvang van het ‘overgespaarde bedrag’ te kunnen bepalen. Het overgespaarde bedrag is het bedrag dat resteert van het inkomen na aftrek van de kosten van levensonderhoud. Het overgespaarde bedrag dient volgens de huwelijkse voorwaarden in veel gevallen jaarlijks (periodiek verrekenbeding) te worden bepaald.

In veel huwelijken blijft echter de jaarlijkse verrekening van het overgespaarde bedrag achterwege. Bij een echtscheiding dient dan alsnog verdeling van het overgespaarde bedrag plaats te vinden. Op dat moment blijkt vaak dan dat onduidelijk is wat onder ‘inkomen’ dient te worden volstaan. Dit komt omdat de huwelijkse voorwaarden op dit punt veelal onvoldoende duidelijkheid verschaffen cq. het begrip ‘inkomen’ is niet duidelijk bepaald.

In het geval van Jos en Brigitte bezat Jos reeds voorafgaand aan het voor hen beiden tweede huwelijk een eigen besloten vennootschap waarvan hij tevens directeur was. Bij de afwikkeling van de echtscheiding stelde Brigitte bij monde van haar advocaat, dat tevens de tijdens hun huwelijk niet door de vennootschap van Jos uitgekeerde winsten in de verrekening moesten worden betrokken.

In de door de notaris opgemaakte huwelijkse voorwaarden werd echter met geen woord gerept over te verrekenen ondernemingswinsten. In de door Jos en Brigitte overeengekomen huwelijkse voorwaarden werd uitsluitend gesproken over inkomsten uit arbeid. Het leek dus helder dat ondernemingswinsten (zowel de uitgekeerde als ook de niet door de vennootschap uitgekeerde) niet tot het te verrekenen inkomen behoorden te worden gerekend.

De advocaat van Brigitte beriep zich echter op artikel 141 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. In lid 4 van dit artikel is geregeld, dat in het geval van een directeur/aandeelhouder - onder voorwaarden - eveneens niet-uitgekeerde ondernemingswinsten in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de verrekenplicht. Eén van de voorwaarden is dat in de huwelijkse voorwaarden een verrekenbeding is overeengekomen dat ook ondernemingswinsten omvat. Daarnaast dient sprake te zijn van ‘in het maatschappelijk verkeer redelijk beschouwde’ winstuitkeringen.

Uiteindelijk kwam de zaak voor de rechter die op grond van de feiten Jos in het gelijk stelde. Voor Jos liep de zaak dus uiteindelijk goed af. Huwelijkse voorwaarden waarin het inkomensbegrip duidelijk is omschreven hadden Jos echter veel spanning en onzekerheid kunnen besparen.

Hoek en Blok Corporate Finance
Rob de Bruijn RA RV

E: r.d.bruijn@hoekenblok.nl 
I: http://www.hoekenblok.nl
Telefoon: (0184) 496800

dinsdag 14 augustus 2012

Laat de fiscus uw hobby betalen


Als u in deze dure tijden de tering naar de nering moet zetten, is het wellicht verstandig om dure hobby’s maar even te schrappen. Soms kunt u echter ook de fiscus laten meebetalen. Waar moet u dan op letten?

Sommige hobby’s kosten weinig geld, andere een vermogen. Wie er voor zijn plezier een renpaard of een privévliegtuigje op na houdt, moet diep in de buidel tasten. Wellicht is het dan mogelijk aan uw hobby een zakelijk tintje te geven. De rekening schuift u dan door naar de fiscus. Kan dat?

Hobbyuitgaven worden sponsorkosten
Als u de Belastingdienst wilt laten meebetalen, zult u moeten bekijken of aan uw hobby een of andere vorm van sponsoring te koppelen is. 

Reclamekosten
Wanneer u bijvoorbeeld van rallyraces houdt, kunt u overwegen een deelnemer of een team namens uw bedrijf te sponsoren. In ruil daarvoor krijgt u dan een vorm van reclame terug. Zo kunt u de auto geheel of gedeeltelijk voorzien van de naam van uw bedrijf en/of logo’s. Ook verschijnt de naam van uw bedrijf op publicatieborden, e.d.  Omdat reclamekosten aftrekbaar zijn van de winst, geldt dat ook voor deze investering in naamsbekendheid.

Maak het niet te gek
Er moeten wel zakelijke belangen zijn om als sponsor op te treden. Het moet dus zakelijk gezien nuttig zijn om te sponsoren. Dat betekent niet dat de inspecteur op uw ondernemersstoel mag gaan zitten en bijvoorbeeld kan stellen dat uw vorm van sponsoring niet de zijne zou zijn. De enige vraag die hij kan stellen is of de sponsorkosten in een redelijke verhouding staan tot de reclameopbrengsten. Let op. Als er een dermate wanverhouding tussen kosten en opbrengsten is dat geen redelijk denkend ondernemer deze kosten zou maken, kan de fiscus de aftrek schrappen.

Maak het met sponsorkosten dus niet te extreem. Blijft u binnen het redelijke en sponsort u bijvoorbeeld de plaatselijke tennisclub met  € 5.000,-, dan heeft u van de fiscus weinig te duchten. Zelfs niet als uw zoon of dochter in het clubteam speelt. Schaft u zich echter een renpaard of een speedboot van een paar ton aan, dan ligt een streep door de rekening veel meer voor de hand. 

Overdrijf dus niet en probeer niet het onderste uit de kan te halen. 

Voorkom persoonlijke motieven 
De Belastingdienst zal eerder bedenkingen hebben als persoonlijke motieven een rol spelen om te sponsoren. U sponsort bijvoorbeeld uw eigen rallyauto of die van uw zoon of het renpaard van uw partner. Ook zal de inspecteur er op letten of u door de sponsoring een persoonlijk voordeel behaalt. Als u door het sponsoren van de rallyauto van uw zoon bijvoorbeeld gratis entree heeft bij alle rallywedstrijden, zal de inspecteur hiermee zeker rekening willen houden. Hij zal de verkregen tegenprestatie op de sponsorkosten in mindering brengen of bijvoorbeeld slechts een deel van alle kosten als zakelijk aanmerken.

Wat is uw voordeel daarbij?
Indien u besluit de rallyauto van uw zoon voor € 20.000,- te sponsoren, is dit aftrekbaar van de winst. Uw voordeel is dan afhankelijk van uw belastingtarief en van de vraag of u een eenmanszaak heeft of een BV. 

Stel dat uw belastingtarief 40% bedraagt, dan is uw voordeel  € 8.000,-. Sponsorkosten worden namelijk niet aangemerkt als gemengde kosten en zijn dus in principe volledig aftrekbaar, tenzij de inspecteur aannemelijk maakt dat u een privévoordeel geniet.U kunt uw hobby financieren door uw bedrijf als sponsor in te schakelen. Zorg dan voor een zakelijke tegenprestatie in de vorm van reclame en naamsbekendheid. Verlies daarbij niet uw zakelijke belangen uit het oog. 

Hoek en Blok Belastingadviseurs

E: fiscalisten@hoekenblok.nl

I: www.hoekenblok.nl 
Telefoon: (0184) 496800

Bron: Hoek en Blokschrift

dinsdag 7 augustus 2012

Wanneer heeft u voor het laatst uw strategische plan aangepast?


Binnen het MKB geniet strategische planning geen bijzondere populariteit. MKB ondernemers vertrouwen liever op hun ondernemersschap en opportunisme. Daarmee worden ondernemersschap en opportunisme enerzijds en strategische planning anderzijds als elkaars tegenstellingen gepresenteerd. Ten onrechte, want er blijkt wel degelijk een verband te bestaan tussen strategische planning en succes. Óók in het MKB.

Bij strategische planning kunt u aan de ene kant denken aan een uitputtende analyse van interne en externe factoren, om op basis daarvan te komen tot een nauwkeurige voorspelling van de toekomst van uw bedrijf. Met een cijfermatige onderbouwing is dat een prima basis voor een businessplan. 

Aan de andere kant kunt u denken aan een reactieve strategie. In deze situatie wachten ondernemingen af wat er gebeurt en proberen vervolgens zo adequaat mogelijk te reageren. Het blijkt echter wel dat bedrijven  met een reactieve strategie doorgaans minder succesvol zijn dan ondernemingen die iets doen aan strategische planning.

Tussen deze uitersten kunnen 3 varianten van strategische planning worden onderscheiden:
  • Opportunistische strategie;
  • Mijlpalenstrategie;
  • Uitgebreide bedrijfsplanning.

Opportunistische strategie
Bij een opportunistische strategie planning beschikt u over een zeer basaal plan en een globaal beeld van de toekomst. U houdt zich globaal aan uw plannen, u weet in grote lijnen wat u wilt bereiken. Bij interessante mogelijkheden speelt u daar snel en flexibel op in.  U heeft geen systematische benadering om tot planvorming te komen. Maar u bent zeker niet reactief, integendeel: u reageert juist proactief op de omstandigheden.

Mijlpalenstrategie
Bij een mijlpalenstrategie heeft u de gewenste ontwikkelrichting van uw onderneming helder voor ogen. U kent de sterke en zwakke punten van uw onderneming. Bij het opstellen van de plannen en het bepalen van de strategische richting heeft u een paar sleutelfiguren uit uw organisatie betrokken. Met betrekking tot de ontwikkeling van uw onderneming richt u zich vooral op de eerstvolgende belangrijke mijlpaal.

Uitgebreide bedrijfsplanning
Bij een uitgebreide bedrijfsplanning worden concrete meetbare doelstellingen geformuleerd. Interne en externe gegevens worden op een systematische wijze verzameld. U heeft inzicht in de belangrijkste ontwikkelingen, de rentabiliteit van uw belangrijkste PMC’s (product/marktcombinaties) een goed beeld van uw marktaandeel en uw eigen onderscheidend vermogen. De verdere ontwikkeling van uw onderneming is gebaseerd op een keuze uit een aantal goed onderbouwde  alternatieven.

Uw strategisch plan
Welke van deze varianten het beste bij u en uw onderneming past is afhankelijk van een aantal factoren. De belangrijkste factoren zijn welk type ondernemer u bent en in welke fase uw onderneming zich bevind. Elke groeifase van een onderneming kenmerkt zich door een crisis. Ook elke fase vraagt een andere strategische planning. Onderstaand treft u een schema aan waarin de leeftijd van een organisatie is afgezet tegen de omvang. De verschillende strategische planningen zijn hierin verwerkt.  

Er zijn al vele boeken vol geschreven over dit onderwerp. Het is dan ook niet mogelijk om in een kort artikel de gehele materie te beschrijven. Maar ik wil u uitdagen om voor uzelf de volgende vragen te beantwoorden:
  1. In welke fase bevindt uw onderneming zich?
  2. Hoe ziet uw strategisch plan eruit?
  3. Wanneer heeft u voor het laatst uw strategisch plan beoordeeld op de voortgang?

Indien u op deze vragen het antwoord schuldig moet blijven, adviseer ik om hier toch over na te gaan denken en nog beter hier iets mee te gaan doen want: Strategische planning loont. Heel concreet, maak tijd vrij voor het formuleren en op papier zetten van de strategie voor uw onderneming. Maar, evalueer tijdig en stel indien nodig, de plannen onderweg bij. 

Hoek en Blok Accountants
Chris Maas

Telefoon: (0184) 496800


zondag 5 augustus 2012

Pensioen in eigen beheer: hoe hoog is uw risico?


Sinds de start van de kredietcrisis is veel in de pers verschenen over werknemerspensioenen. Daarbij komt met name het onderwerp dekkingsgraad aan de orde. Pensioenfondsen zouden niet voldoende vermogen hebben om de toegezegde pensioenen uit te kunnen betalen. De pensioenen laten stijgen met de inflatie (welvaartsvast houden) is zeker niet meer mogelijk. Maar voor de directeur/grootaandeelhouder (DGA) die zijn pensioen door de eigen vennootschap laat uitvoeren bestaat dit probleem al veel langer. Een stukje historie doet wonderen om dit probleem inzichtelijk te maken.

Aanspraak
Sinds begin jaren negentig van de vorige eeuw zijn de mogelijkheden voor de DGA om met het in eigen beheer toegekende pensioen voor de oude dag te kunnen zorgen steeds verder ingeperkt. De maatregelen vallen in twee delen uiteen. Enerzijds wordt de hoogte van het pensioen (in pensioentaal: de aanspraak) beperkt. Deze maatregelen gelden ook voor ‘normale’ werknemers. Anderzijds wordt de hoogte van de voorziening (ofwel: de aftrekpost) beperkt. Deze maatregelen zijn alleen van belang voor de eigen beheer situatie.

Pensioenvoorziening
In de wet is een dwingend berekeningssysteem opgenomen voor bepalen van de hoogte van de pensioenvoorziening. Door de gewijzigde economische omstandigheden is de samenhang tussen de werkelijkheid en de uitgangspunten van dit systeem inmiddels ver te zoeken. Zo is een rekenrente van 4% voorgeschreven, terwijl deze rente slechts moeizaam risicoloos te behalen is. Voorts mag geen rekening gehouden worden met de betere levensverwachtingen voor mensen die zich verzekeren. De DGA met een boven gemiddeld inkomen zal juist behoren tot die groep mensen met een betere levensverwachting. Als belangrijkste probleem geldt dat geen rekening gehouden mag worden met het welvaartsvast houden van het pensioen. Dit leidt er toe dat de fiscale voorziening lager is dan werkelijk nodig is voor het betalen van het pensioen. 

Belastingdienst
Op grond van de richtlijnen voor de jaarverslaggeving mag bij het samenstellen van de jaarrekening de pensioenvoorziening voor de DGA worden opgenomen op fiscale grondslagen. In de jaarrekening is dus dezelfde te lage voorziening opgenomen. Daardoor is er meer vrij uitkeerbaar vermogen. De gedachte kan ook ontstaan om dit vermogen uit te keren. In theorie kan het volledige vermogen worden uitgekeerd. 

Dividenduitkering
Als dat is gedaan, dan zijn er niet voldoende middelen om (levenslang) het pensioen te blijven betalen. Inmiddels heeft de Belastingdienst zich op het standpunt gesteld dat door dividenduitkering een te kort ontstaat en de voorziening is op fiscale grondslag opgenomen, dan zou het pensioen zijn afgekocht (met alle nare fiscale gevolgen van dien). Om de ruimte voor dividenduitkeringen te bepalen moet rekening worden gehouden met een voorziening(deel) waar u op grond van het jaarrekeningrecht geen rekening mee hoeft te houden. Het moet niet gekker worden! 

Vermogensoverheveling
Toch valt er wel wat voor te zeggen om af te wijken van de fiscale waardering van de pensioenvoorziening. De pensioenvoorziening is niet alleen een aftrekpost, maar ook de oudedagsvoorziening. Door ook de pensioenvoorziening op commerciële grondslagen te bepalen, kan worden vastgesteld hoeveel de vennootschap echt nodig heeft. Als deze berekening vervolgens wordt gecombineerd met een inkomensplanning, kan inzichtelijk worden gemaakt hoe het inkomen en vermogen verloopt na pensionering. Daarmee wordt ook inzichtelijk of en zo ja hoeveel vermogen er over zal zijn bij overlijden. Die informatie kan vervolgens weer gebruikt worden voor vermogensoverheveling naar de volgende generatie.  

Hoek en Blok Accountants
Chris Maas


Telefoon: (0184) 496800






woensdag 1 augustus 2012

ZZP-er, of niet...?

De ZZP-er, zelfstandige zonder personeel, kan worden ingehuurd voor opdrachten. De basis is dan dus een overeenkomst van opdracht. Makkelijk, want het werk wordt gedaan, zonder dat je aan een dergelijke persoon “vast” zit en ingewikkeld moet doen met een ontslagvergunning, of zonder dat je hiervoor premies en loonbelasting af te hoeven dragen. Althans, zo is de bedoeling. Wanneer er echter niet goed aan de spelregels wordt gehouden kan het zijn dat de opdrachtgever en de ZZP-er in plaats van een opdrachtovereenkomst, een arbeidsovereenkomst hebben gesloten, met alle gevolgen van dien.

Verschil 
Het belangrijkste verschil tussen een overeenkomst van opdracht en een arbeidsovereenkomst betreft de gezagsverhouding tussen de partijen. Een werkgever heeft een instructiebevoegdheid die de werknemer op dient te volgen. Een opdrachtnemer is niet gehouden om deze instructies op te volgen als die niet tijdig zijn gegeven of naar zijn mening onverantwoord zijn. Bij een overeenkomst van opdracht staat het resultaat voorop, bij een arbeidsovereenkomst de inspanning van de werknemer. 

Wat nu als de ZZP-er een verkapte werknemer blijkt te zijn? Behalve dat de overeenkomst dan niet zomaar beëindigd kan worden, kan er tevens sprake van zijn dat de opdrachtgever/ werkgever inhoudingsplichtige wordt voor de loonheffingen. 

VAR-verklaring 
Een VAR-verklaring (verklaring arbeidsrelatie) kan u als opdrachtgever en opdrachtnemer al een zekere zekerheid geven over de fiscale kant van de overeenkomst van opdracht. De belastingdienst oordeelt dan vooraf hoe zij fiscaal gezien de werkzaamheden van een ZZPer beoordeelt. Er bestaan vier verschillende VAR-verklaringen: VAR-loon, VAR-row, VARwinst en VAR-dga. De laatste twee VAR-verklaringen geven aan dat er geen loonheffingen ingehouden hoeven te worden op de beloning van de opdrachtnemer. Deze soort VAR-verklaring voorkomt dus dat u achteraf aangesproken kunt worden op (alsnog) afdracht van loonheffingen. Let er daarnaast wel op dat de werkzaamheden die de opdrachtnemer verricht ook de werkzaamheden zijn waarvoor de VAR-verklaring is afgegeven. Indien er sprake is van een VAR-loon of VAR-row zal de opdrachtgever zelf aan de hand van de feitelijke omstandigheden moeten beoordelen of er sprake is van (fictief) dienstverband. Als de opdrachtgever van mening is dat er géén sprake is van een verkapt dienstverband kan hij besluiten om de premies en loonbelasting niet af te dragen. Mocht UWV of de belastingdienst achteraf gezien toch oordelen dat hier wel sprake van is dan kan de opdrachtgever zich niet achter de VARloon of VAR-row “verschuilen”. Met andere woorden, een dergelijke VAR-verklaring geeft géén zekerheden. Er zijn vele omstandigheden die betrokken worden inde beoordeling of er sprake is van een fictief dienstverband. Enkele omstandigheden zijn of er persoonlijk arbeid dient te worden verricht (of mag de opdrachtnemer iemand anders sturen om hem te vervangen) en in hoeverre gelijkt de opdrachtovereenkomst op een arbeidsovereenkomst (wordt er bijvoorbeeld gesproken van 24 vakantiedagen per jaar, in welk geval een dienstbetrekking eerder voor de hand ligt). Uiteraard zijn er nog vele andere omstandigheden die op deze beoordeling van invloed zijn. EenVAR-verklaring zegt alleen iets over de (on) zekerheid over de afdracht van loonheffingen en premies. De VAR-verklaring zegt dus niets over eventuele arbeidsrechtelijke discussies die kunnen ontstaan over het al dan niet hebben van een overeenkomst van opdracht. 

Arbeidsrelatie 
In Nederland is in het BBA (Besluit Bijzondere Arbeidsverhoudingen) vastgelegd dat er in geval van een arbeidsrelatie voorafgaande toestemming vereist is van het UWV Werkbedrijf of de kantonrechter om de relatie te beëindigen. Een arbeidsrelatie is een ruimer begrip dan een arbeidsovereenkomst. Ondanks dat u géén arbeidsovereenkomst hebt met de door u ingehuurde ZZP-er, kan het wel zijn dat er sprake is van een arbeidsrelatie. Dit betekent dus dat u voorafgaande toestemming nodig hebt om de arbeidsrelatie te beëindigen. Beoordeel dus tijdig of hier sprake van is. Beëindigt u namelijk zonder deze voorafgaande toestemming dan kan de beëindiging onrechtmatig zijn. Hierdoor kunt u geconfronteerd worden met claims van de bewuste ZZP-er. 

Aansprakelijkheid opdrachtgever voor ZZP-er 
In de Nederlandse wetgeving is de werkgever, in eerste aanleg, aansprakelijk voor de schade van zijn werknemer indien deze de schade tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden oploopt. De werkgever dient de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om te voorkomen dat de werknemer iets overkomt. Schiet de werkgever tekort, dan is hij hiervoor aansprakelijk. In een recent arrest heeft de Hoge Raad vastgesteld dat deze aansprakelijkheid ook geldt voor de werkgever/opdrachtgever die arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft. Met andere woorden, ook de door u ingehuurde ZZP-er die een ongeval zou overkomen bij de uitvoering van zijn opdracht van u kan u aansprakelijk stellen voor de door hem geleden schade. Let hierop bij de uitvoering van de werkzaamheden! 

Conclusie 
Check vóór u een zelfstandige inhuurt of en welke VAR-verklaring deze heeft, en of de werkzaamheden vermeld op de VAR overeenstemmen met de werkzaamheden die de zelfstandige voor u gaat verrichten. Indien het een VAR-loon of VAR-wuo betreft zult u een inschatting moeten (laten) maken of er wellicht sprake is van een verkapt dienstverband. Zo ja, dan kunt u namelijk geconfronteerd worden met verplichte loonheffing en afdracht van premies. Let u er daarnaast op dat het kan zijn dat de overeenkomst van opdracht gezien kan worden als een arbeidsrelatie, ondanks dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. U heeft dan voor de beëindiging voorafgaande goedkeuring nodig van het UWV Werkbedrijf of de rechter. In de laatste plaats dient u er zich van bewust te zijn dat u, als opdrachtgever, verantwoordelijk gesteld kunt worden voor de schade die de door u ingehuurde zelfstandige loopt bij de uitoefening van de werkzaamheden voor u. Kortom, ook bij het inhuren van een zelfstandige dient u de nodige aandacht te besteden aan hoe er uitvoering gegeven wordt aan de overeenkomst van opdracht. Wij zijn u hier graag bij van dienst!

Hoek en Blok Juristen

E: juristen@hoekenblok.nl

I: www.hoekenblok.nl 
Telefoon: (0184) 496800