donderdag 5 juli 2012

Bedrijfsbeëindiging en alimentatie


Regelmatig komen wij in onze waarderingspraktijk opvallende zaken tegen. Het verhaal van Angelo en Miranda is er daar één van. De ondernemer ging hier wel heel ver om geen alimentatie te behoeven betalen.

Hoe was de situatie? Angelo was directeur van Zamora, een dochteronderneming van een Spaanse vennootschap. Zamora importeerde kleding vanuit Spanje en verkocht dat op de Nederlandse en Belgische markt. Miranda werkte al meer dan 15 jaar als salesmanager voor Zamora. Angelo en Miranda hadden elkaar via Zamora leren kennen en waren 13 jaar getrouwd geweest. In oktober 2009 was Miranda ontslagen vanwege de slechte verkoopresultaten. Miranda was het er niet mee eens geweest, maar Angelo had haar medegedeeld dat ze niet meer terug hoefde te komen. In november 2009 had Angelo vervolgens een verzoek tot echtscheiding ingediend. Sindsdien waren zij gescheiden van tafel en bed. Miranda woonde zolang bij een vriendin van haar.

Eind 2009 had Angelo namens Zamora bij het CWI een ontslagaanvraag ingediend wegens bedrijfseconomische redenen. Het CWI had het verzoek gehonoreerd met in achtneming van de wettelijke opzegtermijn. Uit de jaarrekening 2008 - samengesteld door een landelijk bekend accountantskantoor - bleek een groot negatief eigen vermogen. Op basis van deze jaarrekening had het CWI ingestemd met de ontslagaanvraag op voorwaarde dat Zamora al haar activiteiten zou staken. Angelo had vervolgens tegen Miranda gezegd geen alimentatie te kunnen betalen.

Miranda vermoedde dat de jaarrekening geen juiste weergave was van de werkelijke situatie. De advocaat die Miranda bij haar echtscheiding begeleidde schakelde ons in om nader onderzoek bij Zamora te doen. Uit de jaarrekeningen bleek dat in 2008 de omzet fors was gedaald, dat in 2008 de verkoopkosten zeer sterk waren gestegen, de schuld aan crediteuren ultimo 2008 was verdubbeld en de vordering op de directie was met ongeveer eenzelfde bedrag toegenomen. Deze bevindingen tezamen met de vermoedens van Miranda dat er sprake zou zijn van manipulatie van de cijfers deden de advocaat van Miranda besluiten de rechtbank in te schakelen. 

Uit de verhoren voor de rechtbank bleek dat het CWI slechts een marginale toetsing had verricht naar de argumenten van de ontslagaanvraag. Omdat de accountant een samenstellingsopdracht (dus geen controle opdracht) had uitgevoerd kon geen zekerheid aan de jaarcijfers worden ontleend. De boekhouder van Zamora verklaarde daarnaast dat hij meer dan eens onder druk van Angelo de winst had moeten verlagen, welke cijfers vervolgens naar de accountant werden verzonden.

De rechtbank besliste uiteindelijk dat de bedrijfsbeëindiging aan Angelo zelf te wijten was en derhalve verplicht was aan Miranda alimentatie te voldoen. De hoogte van de alimentatie werd gebaseerd op het inkomen van Angelo in de jaren voorafgaand aan de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten.

Hoek en Blok Corporate Finance
Rob de Bruijn RA RV

Telefoon: (0184) 496800

Geen opmerkingen:

Een reactie posten